Ruzie in de Republiek

Als Benedictus Smidt begint als drukker in 1669, zit Nederland volop in het eerste stadhouderloze tijdperk. De Republiek is op het hoogtepunt van haar politieke, economische, militaire en culturele macht. Johan de Witt en zijn regenten delen de lakens uit. De latere Willem III, vrijwel een leeftijdsgenoot van Benedictus, wacht knarsetandend af aan de zijlijn.

Dat verandert in het rampjaar 1672, waarin Nederland van vier kanten wordt aangevallen: vanuit Frankrijk, Engeland en de Duitse bisdommen Munster en en Keulen. De vijanden van de Republiek hadden verschillende motieven, zoals haat tegen het protestantisme en economische na-ijver. De koningen van Frankrijk en Engeland, vaak elkaars tegenstanders, waren verenigd in een diepe afkeer van een veel te succesvolle kleine staat met nota bene een republikeinse staatsvorm. Dat zagen ze als een bedreiging, ja zelfs een belediging voor hun eigen positie. De strijd in 1672 verloopt desastreus voor de Republiek. Grote delen van het land, waaronder ook de stad Utrecht, worden bezet door met name de Fransen. De gebroeders De Witt worden op een gruwelijke manier afgeslacht en Willem III maakt van de gelegenheid gebruik (op zijn zachtst gezegd) om stadhouder te worden. Hij slaagt er uiteindelijk in om de buitenlandse vijanden terug te slaan, maar 1672 is het begin van het einde voor de Republiek als echte wereldmacht. Zodra de militaire strijd min of meer gewonnen is, slaat Willem III ook zijn slag in de interne machtsstrijd. Overal in de Republiek zorgt hij dat zijn eigen aanhangers in de regentencolleges de baas worden.

Vrijwel tegelijkertijd woedt in de Nederlandse calvinistische kerk de strijd tussen de ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen ’. De rekkelijken hebben een iets vrijzinnigere opvatting over religie, zijn van mening dat de staat (lees: de regentenstand) het uiteindelijk voor het zeggen hoort te hebben, en kunnen zich voorstellen dat de wetenschappelijke ideeën van iemand als Descartes (“ik denk, dus ik ben”) misschien weleens hun nut zouden kunnen hebben. De preciezen, onder leiding van de Utrechtse hoogleraar Voetius, zijn streng in de leer, verwerpen Descartes, willen meer invloed van de kerk op de staat en steunen de Prins van Oranje. Het is duidelijk dat het herstel van het stadhouderschap en de politieke omwenteling die daarbij hoorde, de strenge opvatting van het protestantisme in de Hollandse en Zeeuwse steden aan de macht hielp. Met wat we van Benedictus weten, hoeven we ons niet af te vragen aan welke kant hij stond.

In Middelburg werd de strijd tussen de rekkelijken en de preciezen heel erg op het spits gedreven. Dat kwam door de benoeming van een enigszins vrijzinnige dominee genaamd Momma. Hiertegen ontstond veel verzet en heel Middelburg was in rep en roer. In 1674-1676 ontstaat een heftige pamflettenstrijd.